Column Câthy – Eerste dagboek

Mijn moeder had vorige week een opruimwoede en kwam daarbij mijn allereerste diabetes-dagboek tegen. We waren het er beide over eens dat deze absoluut niet weggegooid mocht worden, het is een stukje geschiedenis.
In het boekje zat ook mijn ontslag brief van het ziekenhuis: ‘Vijfjarige met type 1 diabetes, insulinesuppletie, goede zelfredzaamheid en snelle acceptatie. In verband met honeymoon ’s morgens vier eenheden Mixtard’. Het was 1991, de tijd zonder pompen of ultra snelle insuline, met een suikervrij dieet en naalden van twaalf millimeter.
Bij het doorbladeren van het boekje besefte ik me wat een werk het geweest moest zijn. In een paar maanden tijd was ik vier keer ziek geweest met koorts, heeft mijn moeder tientallen keren het ziekenhuis moeten bellen en is mijn insuline verschillende malen aangepast. Het zorgeloze leven van mijn ouders bestond ineens uit het constant in de gaten houden van hun vijfjarige dochter die zelf amper wist wat er aan de hand was. Uiteraard konden ze vragen hoe ik me voelde, maar ze moesten vooral leren kijken naar de uiterlijke kenmerken van hypo’s en hypers, want als kind heb je daar niet altijd “tijd” voor. Op vijfjarige leeftijd kon ik nog niet zelf spuiten en dat betekende dat ik niet uit logeren kon, maar ook mijn ouders moeilijk een avondje samen uit konden.
Hoewel hun leven op z’n kop stond en ze ineens regelmatiger moesten gaan leven en nadenken bij elk bord eten of elke onderneming, hebben ze hun en mijn leven nooit laten domineren door de diabetes. Zoals mijn moeder zegt: ‘Het was nu eenmaal zo, we moesten er het beste van maken.’ En dat moet ik nog steeds. Ik ben er van overtuigd dat hun nuchtere instelling mij de diabetes snel hebben leren accepteren en dat ik me daardoor nooit belemmerd heb gevoeld door mijn ziekte. Ze hebben mij geleerd dat ik niet anders of minder ben dan anderen; het is iets wat ik heb en niet wat ik ben. En daarvoor:
BEDANKT PAP EN MAM, jullie zijn geweldig!