Naar de inhoud springen

Wat zijn langzame en snelle koolhydraten?

Alsof koolhydraten tellen op zichzelf al niet genoeg is, kan het handig zijn om bij je bolus of maaltijdinjectie ook rekening te houden met of je maaltijd veel langzame of snelle koolhydraten bevat.

Koolhydraten kan je namelijk indelen in drie verschillende categorieën, namelijk monosacchariden, disacchariden en polysacchariden. Het gaat erom hoe lang de koolhydraatketens zijn; hoe langer ze zijn hoe langer het ook duurt om ze af te breken in je maag en om te zetten in glucose. Alle koolhydraten worden uiteindelijk omgezet in glucose, de energie voor je lichaam.

Monosacchariden zijn snelle druivensuikers en fructose en hoeven vrijwel niet afgebroken te worden, kunnen direct opgenomen worden via de darmwand en werken daarom goed bij hypo’s. Disacchariden zijn lactose (melksuiker) en sacharose (kristalsuiker) en moeten wel eerst in de maag afgebroken worden. De lange ketens, polysacchariden zijn zetmelen en doen er het langst over om afgebroken te worden en daarna opgenomen te worden in de bloedbaan.

De theorie van GI

Onderzoekers ontdekten een jaar of twintig geleden dat voedingsmiddelen een verschillende respons geven op de bloedglucose bij een zelfde hoeveelheid koolhydraten. Dit werd de glykemische index genoemd. Een GI van minder dan 55 wordt als laag beschouwd; van 55-70 spreekt men over middelmatig en boven 70 van een hoge GI. Fruit, groente, melkproducten, volkorenproducten en peulvruchten scoren laag; bruinbrood, rijst en spaghetti scoren gemiddeld; witbrood, aardappelen en suiker scoren hoog.

Het lastige van het bepalen van de GI is dat het ook te maken heeft met de manier waarop je voedsel bereid word, maar ook met de snelheid van je maag en darmen die per persoon behoorlijk kunnen verschillen. Daarbij wordt de opname van een maaltijd ook vertraagd als koolhydraten gecombineerd zijn met vezels, eiwit en vetten. Daarom is het belangrijker om rekening te houden met de GL, de ‘Glycemische Last’ van een maaltijd. De GL wordt berekend door de gemiddelde GI te vermenigvuldigen met de totale hoeveelheid koolhydraten en dat getal te delen door 100. Een hoge glycemische last is groter of gelijk aan 20; een lage GL is kleiner of gelijk aan 10. Hierdoor krijg je een realistischer beeld van de snelheid van de opname.

De praktijk

Oké tot zo ver de theorie, maar op wat voor manier kan je hier rekening mee houden met het toedienen van een bolus of maaltijdinjectie? We hebben een aantal vragen voorgelegd aan Robiertien van ’t Klooster, diëtiste op de diabetespoli van het Antonius Ziekenhuis in Utrecht.

‘Helaas is de GI zo individueel afhankelijk, dat het echt een kwestie van uitproberen is. Meten is weten, maar er zijn wel een paar richtlijnen: Een zodanig lage GI, dat je er rekening mee moet houden, kun je verwachten bij gerechten die bekend staan als de 5P’s: pannenkoeken/ poffertjes, pizza, pasta, patat en peulvruchten. Hier is het gebruik van een later toegediende injectie zinvol, bijvoorbeeld pas te spuiten als je klaar bent met eten of gebruik maken van een gespreide bolus. Een gespreide bolus zou ik als volgt proberen: 60-70% voor de maaltijd en 40 tot 30% in de 3-4 uur erna. Maar de verhouding kan nog anders liggen en 3-4 uur kan ook wel tot 6 en zelfs 8 uur zijn, maar je moet ergens beginnen.

Hoe zit het dan met snelle suikers, een hoge GI?

Pieken als gevolg van snelle suikers zijn heel bruikbaar bij hypo’s! Maar zijn ook moeilijker op te vangen in maaltijden; je kan zeggen dat de glucosestijging voor de werkzaamheid van de insuline uit gaat.. Dus een enorme piek na de maaltijd op basis van snelle suikers kun je misschien opvangen door te zorgen dat er al een tijdje insuline is, dat je bolus al onderweg en aan de slag is. Bijvoorbeeld 15-30 minuten van te voren al bolussen of spuiten, maar het blijkt lastig in de praktijk!’

Robertien geeft al aan dat het lastig toe te passen is in de praktijk. Maar wanneer kan je het beste rekening houden met de GI?

‘ Voor iedereen die worstelt met (te veel) glucosestijging na het eten biedt de GI een aanknopingspunt. En voor mensen die al veel weten van regulatie op voeding is de GI een extra handvat om te begrijpen waarom het verloop van de glucosestijging toch telkens net even anders is dan je had verwacht. De glycemische index en de glycemische last adviseer ik weinig. Koolhydraten tellen, in combinatie met rekening houden met de 5P’s vind ik regulatie op niveau. Ik weet niet goed wat de meerwaarde van nog meer rekenen zou zijn. Regulatie en genieten van eten is toch al een wankel evenwicht.’

De conclusie van het verhaal is dat de snelheid van de opname van glucose per persoon heel erg kan verschillen. De GI of GL kunnen handvatten zijn om je waardes na het eten beter te begrijpen, maar een recht toe recht aan indeling van hele snelle en hele langzame koolhydraten is genoeg om rekening mee te houden met je bolus of injectie. Robertien heeft gelijk: eten moet wel leuk blijven!

Overige bronnen: www.voedingscentrum.nl