Naar de inhoud springen

Juf heeft de snoepziekte – Hoofdstuk 9 & 10

9.

Maar als ik na 6 dagen nog steeds geen gezonde suikerwaarden heb, is het dan onverwachts tijd om naar huis te gaan. Heel opeens. ’s Ochtends heb ik nog lekker aangegeven wat ik ’s avonds graag op mijn bordje wil vinden en om 11 uur meldt de internist dat ik naar huis ‘mag’. Zeg maar eerder ‘moet’, want het nieuws bevalt me niks. Nu naar huis? Hoe moet dat dan? Wat moet ik eten en wanneer? Wat moet ik doen als ik mijn eerste hypo krijg en wat als de waarden zo hoog blijven? Hoe kom ik aan mijn naalden, insuline, meetstripjes, pillen? Hoe voelt dat om voor het eerst alleen te zijn? En vooral, hoe voelt het om in mijn vertrouwde omgeving terug te komen, waar even niks vertrouwds aan is? Ik ging ‘gezond’ het ziekenhuis is en kom er ziek uit. Een bizarre gewaarwording. En je omgeving is blij. Wat een goed nieuws! Helen mag naar huis! Hoera! Maar zo ervaar ik dat zelf totaal niet. Ik denk alleen; en nu gaat het écht beginnen. Uit het veilige ziekenhuis, waar je eten, pillen en naalden aan bed worden gebracht, waar de dokters en zusters in de buurt zijn. Nu is het écht. Nu begint mijn nieuwe leven.

Op het laatste moment krijg ik van de verpleegster een briefje mee met een telefoonnummer mee. Ze vertelt dat ik dit nummer voor nood kan bellen. Als ik vragen heb over mijn diabetes, hoef ik alleen maar het nummer in te tikken en ik krijg iemand aan de lijn die me kan helpen met mijn vragen. Dit geeft toch iets van een veilig gevoel. Vragen zullen er ook zeker volgen, want tot op heden heb ik totaal geen behoefte het woord ‘diabetes’ in Google in te tikken of op een andere wijze aan informatie over mijn nieuwe ziekte te komen. Ik ben daar, in contrast met mijn omgeving, die zich allemaal druk voeden met zoveel mogelijk feitjes en weetjes over diabetes, blijkbaar nog niet aan toe. Daardoor voel ik me nog niet zeker genoeg hoe ik in mijn eentje thuis met mijn nieuwe ziekte om moet gaan.

Diezelfde dag is het al zover; er is nood! Voor mij voelt het in ieder geval als nood! Ik tril, zweet, wordt duizelig, voel me beroerd. Ik denk gelijk; zo voelt dat dus, een hypo. Maar nu? Eerst moet ik mezelf prikken om te zien of het wel een echte hypo is. Ik voel me paniekerig worden, het prikken lukt me niet. Er zit steeds te weinig bloed om het meetstripje, ik krijg geen mooie druppel, ik tril ontzettend. Diabetesstress in zijn ergste vorm! En dan komt het verlossende cijfertje in beeld: 5. Vijf? Gewoon een nette waarde voor een gewoon mens. Maar met mijn waarden van gemiddeld 25 van de afgelopen weken, vind mijn lichaam het toch een hypo. Moet ik nu iets gaan eten of niet? Ik vind dit het uitgelezen moment het noodnummer te bellen. Een rustige, relativerende zuster kan ik nu wel even gebruiken. Maar niks van dit, zelfs geen vriendelijke telefoniste. Ik hoor een stem zeggen: ‘tussen 9 en 10 zijn wij bereikbaar voor al uw vragen.’ Dit helpt natuurlijk niet, als je al stresserig bent. Ik voel de paniek. Toch maar wat koolhydraten eten, zo blijft die suikerspiegel dalen en gaat het zo echt mis. Twee uur later heb ik 12 en ik voel me weer een stuk beter!

10.

Wat voor mij een goede afleiding is, is lekker spannende trillers lezen. Het liefst een Scandinavische met veel moord en drama. Ik begin in de dikste pil in mijn kast waar ik steeds maar niet aan begin, omdat de dikte me elke keer op andere gedachten brengt. Als ik me lekker heb genesteld op de bank, begin ik met lezen. Maar alle lettertjes zijn vaag. Ik knijp met mijn ogen om de woorden scherp te stellen. Het lukt een beetje, maar ik word zo moe van het knijpen dat ik er hoofdpijn van krijg. Ik leg het boek weg en besluit televisie te kijken. Als ik ’s avonds op bed lig, pak ik mijn boek er weer bij. Maar deze keer, hoe hard ik ook knijp met mijn ogen, alles blijft een wazige brei van zwart en wit. Ik word boos op mezelf. Waarom zit ik zo te staren, kom op, focussen en lezen! Ik blijf maar denken dat ik dit zelf doe. Dan denk ik aan het telefoonnummer voor al mijn vragen. Morgen om 9 uur bel ik toch maar even op om te vragen of dit bij de diabetes kan horen.

En ja, het blijkt één van de ‘afkickverschijnselen’ te zijn. Mijn lichaam is zo gewend aan hoge suikerwaarden, dat het protesteert als een malle, schreeuwend om suiker. Lekker is dat, heb ik eens alle tijd om te lezen, kan het niet! Het blijft een ziekte die me graag dwarszit, die diabetes. Maar er is ook altijd een oplossing, luisterboeken. Terwijl ik zit uit te rekenen hoeveel koolhydraten in mijn lunch zitten en hoeveel insuline ik dan moet prikken, luister ik naar een thriller. En als ik mijn feestmaaltje, want elke maaltijd is dat nu, heb klaargemaakt en geniet van elke koolhydraat, luister ik verder.

Toch blijft het confronterend om opeens slecht te kunnen zien, elke seconde van de dag word je met je neus op de feiten gedrukt. Diabetes is niet zomaar iets, dit is serieus. Het belemmert je ook ontzettend. Als ik moet weten hoeveel koolhydraten per 100 gram er in de wraps zitten, moet ik aan mijn vriend vragen dit voor te lezen. En als ik zelf denk een heel duidelijk smsje te hebben gestuurd naar een vriend, belt hij gelijk verwart terug wat ik in vredesnaam bedoel met die rare letterbrij..!

Lees hoofdstuk 7 & 8

Lees hoofdstuk 11 & 12