Column Matthijs – Het flesje dat altijd gevuld bleef

Het begon allemaal met dat ene flesje. Dat flesje vulde ik elke dag voor ik naar school ging met water of limonade. Maar ik kwam ook elke dag weer met dat gevulde flesje thuis. Af en toe met een slok minder vocht erin, maar die nam ik dan meer voor het gevoel toch iets gedronken te hebben. Na een zonnige schooldag in mei 2005 kwam ik zowaar eens thuis met een leeg flesje. Toen ik er over nadacht kwam ik tot de ontdekking dat ik dat de dag ervoor en die dag dáár weer voor ook had gedaan! Het zal de warmte wel zijn, dacht ik. Na de week door midden te hebben gezaagd, ging ik op woensdagavond sporten. Bij thuiskomst dronk ik altijd een glas sap weg en dat was dat. Zo niet deze keer. Na twee glazen jus d’orange wilde ik meer. Mijn dorstige hersenen hebben me die week ook niet meer met rust gelaten, met als gevolg dat ik tijdens een potje kaart in de meivakantie besloot de volgende ochtend toch maar even langs de huisarts te gaan.
“Ik heb constant dorst!” vertelde ik de huisartsassistent. *PRIK* zei de pen en *24,5 mmol/L* zei de glucosemeter. Schaapachtig keek ik naar de vriendelijke mevrouw die zei dat ik zo meer zou horen van de huisarts. “Je hebt diabetes, Matthijs.” Vertelde mijn huisarts. Ok, suikerziekte, dat ken ik! Maar….(Naïef dat ik was op mijn 18e levensjaar) dan mag ik toch geen suiker meer eten? “Je moet vandaag nog naar het ziekenhuis”.
Mijn ouders waren op vakantie, dus ik ging met mezelf naar de diabetesverpleegkundige in het ziekenhuis. Pas daar begon een beetje tot me door te dringen wat dit betekende. “Wil je meteen zelf spuiten of zal ik het bij je voor doen?” zei ze. Als ik het toch moet gaan doen, laat het me dan maar meteen zelf doen, dacht ik. De komende twee weken zou ik ook niet mogen werken, om mijn suikerwaardes weer onder controle te krijgen, maar ja ik moest die avond werken in de bediening. Op aanraden van m’n dvk belde ik ter plekke mijn baas op om het nieuws mede te delen. “Hoi, ik zit op dit moment in het ziekenhuis en ik heb net te horen gekregen dat ik diabetes heb en dus de komende twee weken niet mag werken…” Na een korte stilte die me toch iets lang duurde, hoorde ik aan de andere kant van de lijn: “Ja…daar bel je wel een beetje laat mee”. Wacht even…hoor ik dat nou goed? Ik heb net verteld dat ik chronisch ziek ben en dan vertel je me doodleuk dat ik daar eerder mee had moeten komen?? Ik was met stomheid geslagen en wist dus even niet hoe ik moest reageren. Mijn dvk had dit door en nam de telefoon uit mijn handen. Terwijl zij hem duidelijk maakte wat dit betekende, probeerde ik alles even op een rijtje te zetten. Chronisch ziek, meten, spuiten, duizenden naalden per jaar in mijn lichaam, mensen die je niet begrijpen. Is dat mijn toekomst?
Eenmaal thuis trok ik meteen de koelkast open. Dat mag ik niet meer, en dat niet en…owja, dat ook niet! Dat bleek natuurlijk niet zo te zijn, maar op dat moment heb ik toch wel een traan gelaten. En dat was dat. Sinds dat moment heb ik geen moment meer bij de pakken neergezeten. Ik besloot mijn ziekte juist te gebruiken voor het goede. Anderen mensen met diabetes helpen. Eerst als vrijwilliger en nu als oprichter en bestuurslid van onze stichting. Toch denk ik nog regelmatig terug aan dat ene flesje. Dat symbolische flesje dat halfleeg raakte, maar inmiddels weer halfvol zit.