Naar de inhoud springen

Juf heeft de snoepziekte – Hoofdstuk 13 & 14

13.

Daar zit ik dan, op mijn vertrouwde bureaustoel. 30 Kinderen kijken me enthousiast aan. De juf is er weer! Vandaag ga ik ze vertellen over mijn gloednieuwe ziekte. Ik vertel eerst dat mijn ziekte zo’n moeilijke naam kreeg van de dokters, dat sommige mensen een makkelijkere naam hebben verzonnen. Suikerziekte, maar dat is eigenlijk geen goede naam, want ik word niet ziek van suiker. Dus ik noem het zelf diabetes, want anders raken mensen maar in de war.

Ik vertel over mijn fabriekje in mijn buik die kapot is gegaan.’ Iedereen heeft een fabriekje die ervoor zorgt dat je eten energie geeft om te kunnen huppelen, voetballen, denken en leren. Dat gaat allemaal vanzelf. Maar bij mij is er een onderdeeltje kapot gegaan, dat onderdeeltje heet insuline. In mijn buik hebben ze alles geprobeerd om het onderdeeltje te repareren, maar dat is niet gelukt. Nu moet ik elke keer als ik ga ontbijten, lunchen of avondeten zelf de insuline naar het fabriekje brengen. Dat doe ik met deze pen. Zie je dat doorzichtige spul, dat lijkt wel water he? Dat is de insuline.’ De kinderen zijn muisstil, maar niet omdat ze het zielig voor me vinden of eng vinden, maar puur uit betrokkenheid.

Ik laat alle kinderen het naaldje zien waar ik mee in mijn buik spuit. ‘Klein he? Je kunt het bijna niet zien, dan weet je ook zeker dat je bijna niets voelt’. Sommige kinderen zuchten opgelucht en willen nog een bevestiging. ‘Dat doet dus geen pijn he juf?’ ‘Nee, daar voel ik echt niks van, dat is zo klaar.’ Zij hoeven niet te weten dat het af en toe wel pijn doet, als ik een verkeerd plekje heb uitgekozen. Soms voel ik het inderdaad niet, maar omdat je niet elke keer op dezelfde plek mag spuiten, vergeet ik ook vaak weer de pijnloze plekken. ‘En nu komt het leukste, je moet natuurlijk wel zeker weten dat het naaldje goed op je pen zit en de insuline er echt doorheen stroomt, daarom mag je altijd één keer in de lucht spuiten om te zien of er een straaltje uitkomt’. Opeens wilt elk kind wel die gekke snoepziekte van de juf. Alle kinderen zijn helemaal gefocust op de pen, ze willen zelf het straaltje zien en dan hard lachen en juichen natuurlijk. Er gaat een vinger in de lucht: ‘juf, ga je nu ook in je buik spuiten? Dat wil ik wel zien.’ Ik leg uit dat ik nu niet ga lunchen, dus dat dat nog niet hoeft.

Ik leg uit dat ik zo lang geen juf kon zijn omdat de dokters precies moeten uitzoeken hoeveel insuline mijn fabriek nodig heeft. Als er teveel insuline in mijn buik zit, weet de fabriek niet wat hij daar allemaal mee moet en gaat hij veel te hard werken en als er te weinig insuline in mijn buik zit, word ik weer moe en slap en kan ik niet zo goed rennen en leren.

En dan komt het bijzondere computertje nog. Ik prik in mijn vinger en benadruk weer vrolijk dat ik er niks van voel, ook al zie je een beetje bloed. Als de juf iets zegt, dan is dat zo, dus de kinderen kijken allemaal gefascineerd mee. ‘Ik moest ook bloed prikken in het ziekenhuis’. ‘Ik kreeg een prikje van de dokter en toen kreeg ik een ijsje’. Alle kinderen willen vertellen over hun eigen spannende prikverhalen. De jongen naast me mag voorlezen welk cijfer er op het schermpje van mijn computertje staat. Ik vertel dat het eigenlijk tussen de 4 en 8 moet zijn, dat is het beste. Ik heb 11 en een slimmerik rekent meteen even uit hoeveel dat te hoog is. Een goede rekenoefening, die diabetes!

Na dit diabetesverhaal gaan we lekker buitenspelen en is alles voor de kinderen weer als vanouds. Behalve voor mij, ik voel me moe, niet scherp, zwakjes, maar ik houd het vol tot 12 uur en ga vlak na de kinderen naar huis. Rechtstreeks naar mijn bed, waar ik me beroerd ga liggen voelen.

14.

Het is al bijna zomervakantie. De grote klassenschoonmaak is begonnen. Gek, want toen ik het ziekenhuis in ging, waren we pas op de helft van het schooljaar. Er is een hele hap uit mijn vertrouwde jaarritme weg. Samen met 3 oudste kleuters ben ik een kast aan het poetsen. We zijn druk bezig en kletsen lekker over de vakantie. Opeens voel ik me niet lekker worden. Ondertussen ken ik dit gevoel feilloos; een hypo. Ik pak snel wat dextro en een boterham en ga rustig eten. Mees kijkt me aan en zegt:’ je fabriekje is zeker in de war he? Ik heb ook een knorrende buik, maar mijn fabriekje kan gewoon nog even wachten, totdat we straks gaan eten, maar die van jou niet toch?’ Ik denk door mijn beroerde gevoel door tevreden, mijn uitleg is goed geland bij Mees!

Tijdens het lesgeven aan de hele groep blijft het lastig een balans te vinden in hard werken en niet naar m’n lichaam luisteren en even bewust voelen of alles nog onder controle is. In het basisonderwijs heb je niet de mogelijkheid even weg te lopen of de kinderen te negeren tijdens de les. Het is ook vaak een soort eigenwijsheid van mij om niet gelijk te willen toegeven aan een naderende hypo. Ik denk dan: ‘ik ga tóch eerst die rits dichtdoen en daar een veter strikken en dan kijk ik daarna wel even hoe mijn suikerwaarde is.’ En daar heeft mijn lijf natuurlijk geen boodschap aan. Maar beetje bij beetje sta ik meer voor de groep en verander ik van diabetespatiënt in een juf met diabetes.

Aan het einde van het schooljaar krijgen de leerkrachten vaak kleine cadeautjes om te bedanken voor het afgelopen jaar. Andere jaren kreeg ik vaak bonbons, chocolade repen of flessen wijn, dit jaar hebben hele lieve ouders hun best gedaan op zelfgebakken suikervrije appeltaart, suikervrije jam voor op brood en zakjes thee met verantwoorde koekjes erbij. Toch jammer dat de boodschap dat ik echt wel af en toe iets lekkers mét suiker mag eten bij de kinderen thuis niet helemaal goed is doorgekomen! Daar moet ik nog even aan het werken het nieuwe schooljaar!

Lees hoofdstuk 11 & 12

Wij willen Helen heel erg bedanken voor het delen van dit persoonlijke verhaal met ons! We hebben mee kunnen leven met haar kennismaking met type 1 diabetes. Heb jij nu ook een talent voor het schrijven van columns of heb je een mooi verhaal wat je graag met ons en andere diabeten wilt delen? Stuur dan een mail naar info@eendiabetes.nl!