Column Câthy – Treinleven (#diabetesinhetwild)

Ik reis elke dag met de trein naar en van mijn werk. In de loop der jaren heb ik verschillende activiteiten ontplooid om mezelf bezig te houden tijdens de rit van veertig minuten. Ik ben allereerst een kei in het doen van dutjes, maar werk ook regelmatig mijn stichting-mail bij, scroll door Instagram en Facebook of lees een boek of een blad. En zo af en toe heb ik een amusant gesprek of leuke interactie met een medereiziger. Ik vermaak me meestal wel.
Afgelopen week zat ik in een volle trein aan het gangpad. Ik had net vier Dextro’s weggewerkt om een hypo op te vangen en probeerde me te concentreren op mijn Linda. Er zaten een man en een vrouw aan de andere kant van het gangpad gezellig te klessebessen. Het gesprek heb ik niet gevolgd, omdat ik inmiddels lekker in mijn blaadje zat. Tot ik de man hoorde mompelden ‘… ja ik heb een hypo.’ Mijn focus was direct weg en ik keek naar links. De man was in zijn tas aan het grabbelen, maar leek niet te vinden wat hij zocht. ‘Normaal heb ik altijd wat bij me…’ Zijn, laten we haar voor de vorm vriendin noemen, zei direct: ‘Oh ik heb wel wat in mijn tas. Wil je dat?’ Waarop de man uiteraard nee zei. Dat herken ik wel; ik wil altijd heel hard blijven geloven dat ik overal nog tot in staat ben als ik een hypo heb. Geen hulp van anderen nodig dus. ‘Nee ik red het wel – we zijn er bijna’, zei hij. Een hypo kan in mijn ogen ook vaak nog wel even wachten. Of ik kan echt niet stoppen waar ik mee bezig ben. Of ik vergeet na een minuut dat ik een hypo heb. Terwijl ik heus wel weet dat dat niet heel verstandig is om heel lang te wachten. Maar goed, je hersenen werken op zo’n moment nu niet echt optimaal.
Zonder te twijfelen griste ik de overgebleven Dextro’s uit mijn jaszak. Ik hoefde niet te zoeken, want ik had ze net daarvoor nog in mijn handen gehad. Ik heb de Dextro zonder het aan hem te vragen aan hem gegeven. Hij pakte het dankbaar aan. ‘Hou maar’, zei ik. ‘ik heb mijn portie net al gehad.’ Hij begon rustig te kauwen op de wat taaie Dextro’s (ze zaten al een tijdje in mijn jaszak).
Ondertussen had zijn vriendin ook haar Dextro’s gevonden in haar tas. ‘Oh, heb je die ook?’ zegt de man. En de vrouw reageert licht geïrriteerd dat ze dat toch net had gezegd. De arme man met de hypo kauwde nog steeds op mijn Dextro’s. Naast hen begint een andere vrouw zich ook met de situatie te bemoeien door mandarijnen aan te bieden. Het nuanceverschil is direct duidelijk tussen de niet-diabeten en de diabeten. Hoewel zijn vriendin direct begreep dat hij wat te eten nodig had, is het niet in haar opgekomen om het gewoon aan hem te geven. Ik snap dat wel, dat je iemand in zijn waarde wilt laten, en het is ook beleefder om het even te vragen. Maar daar zit het punt. Je zit in een situatie waar zoals eerder gezegd je hersenen niet optimaal werken en het nemen van beslissingen niet altijd je sterkste punt is. Je wilt je niet laten kennen en je wilt daarbij anderen ook niet belasten met de situatie. En dan is het toch heel fijn dat iemand even met je mee denkt en die beslissing voor jou maakt. Verder niks. I get it!
Ik heb me daarom verder ook niet meer echt met hem bemoeid. Hij had zijn Dextro’s, de situatie was in mijn ogen onder controle. We waren bij het eindstation en ik ben uitgestapt door met een glimlach te zeggen dat hij mazzel had dat hij naast een soortgenoot zat. Eigenlijk was de hele situatie best uitzonderlijk. Wat was de kans dat wij naast elkaar in de trein terecht kwamen? Het blijft bijzonder om andere mensen met type 1 diabetes te ontmoeten in het wild. Die glimlach zat daarom nog steeds op mijn mond toen ik op de fiets naar huis reed.