Column Juliette – Inwonend met diabetes

Sinds een half jaar woon ik samen. Na de eerste euforie (geen twee uur reizen om elkaar te zien, niet steeds afscheid nemen, burgerlijke dingen doen zoals naar het tuincentrum op zondag), worden ook de minder idyllische kanten van samenwonen zichtbaar. Ik slurp als ik theedrink, ik laat mijn was soms óp de wasmand liggen, hij veegt zijn gebruikte mes af aan de rand van de pot amandelpasta. Oh ja, en ik blijk diabetes te hebben.
Dat van die diabetes is geen totale verrassing. Ik weet dat al meer dan 20 jaar. In al die jaren had ik een comfortabele vorm van samenleven met diabetes gevonden. Ik weet wat ik wanneer moet doen, en ik regel dat… Nu blijkt dat ik behalve met een man met eigenaardige gewoontes, ook opnieuw moet leren samenleven met mijn diabetes. Want het is niet meer alleen míjn pakkie an.
Het inzicht kwam toen ik voor de vijfde keer deze week ’s avonds naar de kast strompelde (groter huis, langere afstanden) om iets zoets te scoren. Ik wist eigenlijk allang dat ik een hypo had, ik had er alleen totaal geen zin in. Ik zakte lekker weg in mijn eigen wereldje, totdat mijn meter me tot de orde riep (BEHANDEL LAGE BG!) en mijn vriend zei: ‘Alweer een hypo?’. Mijn eerste reactie was er een van, tijdig ingeslikte, irritatie: ‘Wat nou alweer een hypo?!?!? Alsof jij zin zou hebben om uit je zweefstemming op te moeten staan!’ Het bleek een waardevolle opmerking. Want inderdaad, het was de zoveelste opeenvolgende avond, blijkbaar zat er een patroon in. Ik behandelde geval per geval, hij behield het overzicht. Misschien tijd om mijn basaal aan te passen?
Diezelfde week zei hij ‘vervelend, dat je zoveel last hebt van slecht doorbloede vingers’. Ik moest even nadenken over die opmerking. Vervelend? Tot ik me realiseerde dat hij gelijk had. Het ís ook vervelend dat ik af en toe tijdelijk afgestorven ledematen heb. Ik had mezelf nog niet eerder toestemming geven dat stom te vinden, je schiet er niets mee op, maar inderdaad, het is stom.
Ik kan niet meer alles alleen doen. Hij maakt zich zorgen als ik tijdens onze tangoles weiger even te gaan zitten om dextro naar binnen te werken. En voor mij is het irritant als mijn beoogde en berekende banaan ineens door iemand anders verorberd blijkt te zijn. Het aantal betrokkenen is uitgebreid en daarmee de complexiteit. Ik vind het ook confronterend. Mijn vriend eet een rustig een boterham om drie uur ’s middags, omdat hij ‘trek heeft’… Trek?!?!?!? Wat nou trek? Ik eet omdat ik gebolust heb, omdat het ongeveer etenstijd is, omdat ik te laag zit. Ik eet zelden of nooit ‘gewoon’ omdat ik daar zin in heb, of honger heb. De realisatie dat andere mensen dat wel kunnen, komt hard binnen.
Het moeilijkste vind ik dat ik niet meer alles zelf hoef te regelen. Dat hij aanbiedt even iets te eten te pakken omdat ik niet meer zo helder uit mijn ogen kijk. Mijn probleem, toch? Nee. Naast koken en het uitruimen van de vaatwasser, is mijn diabetes onderdeel van ons gezamenlijke huishouden. Ik vind dat daar ook voorlichtingsfolders van het NIBUD of de Belastingdienst voor moeten zijn: hoe regelen we het als een van ons een aandoening heeft die permanent invloed uitoefent op haar, sorry, ons leven? Aangezien in die flyer waarschijnlijk zal staan: ‘Laat uw partner af en toe helpen’, ben ik daarmee aan het oefenen. Nadat ik de was in de mand heb gegooid…