Naar de inhoud springen

Column Anne – Een ode aan herkenning

Afgelopen vakantie stond ik op de zoveelste hete zomermiddag ijsjes te scheppen, toen er een mevrouw van een jaar of 30 voor de vitrine stond. Ik weet nog dat ze kort haar had, maar verdere uiterlijke details kan ik me totaal niet meer herinneren,Ik focuste me enkel op een plastic ding dat met een witte pleister op haar arm geplakt zat: een Omnipod. Het was mijn eerste diabetes-in-het-wild-ervaring en ik kreeg er kriebels van in mijn buik. Het was een feest aan herkenning, maar ik durfde niks te zeggen. Ik was aan het werk, en het voelde nogal raar om zomaar iets over het ding op haar arm te zeggen, omdat ik vriendelijk en beleefd wilde blijven en me niet met haar zaken wilde bemoeien.

De hele dag voelde ik me vreemd. Aan de ene kant was ik enorm blij om iemand te herkennen die door dezelfde rompslomp als ik heengaat: Iemand die óók hypo’s heeft en iemand die dadelijk óók de koolhydraten in haar ijsje zou gaan uitrekenen. Aan de andere kant baalde ik dat haar Omnipod eenrichtingsverkeer was: door dat ding wist ik wat over haar, maar zij had geen idee dat haar ijsje geschept werd door iemand die óók altijd koolhydraten in ijsjes telt. Daar baalde ik toch behoorlijk van.

Herkenning is iets geweldigs, omdat het één grote, hoopgevende boodschap met zich meebrengt: Zie je wel, je bent niet alleen! Het dilemma blijft echter of je het uitspreekt. Durf je zomaar op lotgenoten af te stappen? Moet je iets vragen of juist iets over jezelf vertellen en hoe pak je dat precies aan?

Een week geleden ben ik met een groep mede-diabeten uit eten geweest en we gingen naar – je leest het goed – een Italiaans restaurant. Het blijft grappig: een ober die stiekem begint de glimlachen als er 10 cola light en een spa rood besteld worden (misschien denkt hij dat hij met de lokale dieetclub te maken heeft) en ook de struggles rondom Italiaans eten zijn herkenbaar: Wie durft pizza aan? Wie houdt het bij een salade? Hoe dik is de bodem van die pizza? Wat voor bolus gebruikt iedereen? Ervoor of erna spuiten? Enzovoort.

Toen ik een tijdje na het eten met mijn kin op mijn hand leunde tilde ik een paar vingers voorzichtig op en vluchtig vlogen mijn ogen over mijn vingers. Al met al duurde dit misschien 3 seconden, waarna de jongen tegenover mij meteen opkeek: ”Hypo-check?” zei hij. Ik voelde me even een beetje betrapt want op deze manier bevestig ik vaak even dat ik geen hypo heb. Daarna vond ik het vooral heel grappig, want het is best bijzonder als iemand zo iets kleins als een vluchtige blik herkent.

Ik voel me gelukkig dat het herkennen van lotgenoten tegenwoordig zo makkelijk gaat. Enerzijds komt dat omdat een heel aantal mensen rondloopt met zichtbare pompen of sensoren, maar aan de andere kant speelt één factor nog een belangrijkere rol: internet. Meer dan ooit realiseer ik me hoe social media mensen bij elkaar brengen en hoe tof het is dat er Facebook- en WhatsApp-groepen zijn, dat er allerlei dingen georganiseerd worden en dat er zoiets als ééndiabetes bestaat. Want eerlijk is eerlijk: ik weet dat ik me zonder al deze dingen hopeloos alleen zou voelen.