Naar de inhoud springen

Column Anne – diabetes en een actieve vakantie: hoe dan?

Terwijl ik de hele ochtend en voormiddag bezig was geweest met hypo-preventie, zag ik mijn groepsgenoten terugkomen: uitgeput, dorstig, als doorweekte washandjes. Zweet druppelde langs hun roodgekleurde voorhoofd en er werden liters water gedronken. Ik was mee met een actieve jongerenreis in Kroatië en werd nogal moedeloos van de manier waarop ik mijn groepsgenoten zó gesloopt neer zag zakken in de tuinstoelen. Ik dacht maar één ding: dit kan ik nóóit.

Nog nooit ben ik zo bang geweest voor bewegen. Het leek me bijna onmogelijk om hypo’s te voorkomen als je met 40 graden intensief gaat bewegen. Als je na zo’n hypo uitgeput, flauw en half dood wil neervallen op je tuinstoel kan dat niet zomaar. Je moet dóór met lopen, kanoën, kajakken, klimmen, of duiken. Ondanks de hypo, ondanks de temperatuur, ondanks de angst. Volgens mij was dit de eerste keer dat ik hypo-angst echt begreep. Hoe erg ik er ook naar uit had gekeken, ik wilde geen actieve dingen meer doen, maar me het liefst verstoppen in een hoekje in de schaduw, totdat de hitte voorbij was. Zelfs in de schaduw voelde ik de zweetdruppels langs mijn rug en nek naar beneden glijden.

Ik werd niet alleen bang voor hypo’s, maar ook voor hypers, voornamelijk vanwege het gebrek aan (fatsoenlijke) toiletten gedurende de ellenlange wandeltochten of vanwege het feit dat ik nooit genoeg water mee zou kunnen nemen om alle dorst te lessen. Bepakt en bezakt gingen mijn vriendin en ik over het algemeen met een litertje of 3 per rugzak en natte petjes op pad. Niet per se met mijn hypers in ons achterhoofd, want zelfs zonder hypers was uitdroging een risico.

Ze zijn er geweest hoor. De hypo’s en de hypers. Toen mijn knieën gedurende het toprope-klimmen in de hoge bergen van het Paklencia National Park begonnen te trillen als een rietje, wist ik niet of het de hypo, de adrenaline, of gewoon uitgeputte spieren waren. Het zweet gutste overal, en de adrenaline kickte door mijn lichaam. Het voelde als een hypo. Met mijn in klimschoenen geplette tenen tussen groeven in de rotswanden geklemd, wist ik met enige moeite wat dextro in mijn mond te proppen en eenmaal op de grond bleek ik inderdaad een hypo te hebben. Het was heel gaaf om te doen hoor, maar de rest van de ochtend bleef ik liever met beide benen op de grond en vermaakte ik me met het zekeren van mijn vriendin, die weliswaar veel hoger en beter klom dan mij.

Het kajakken en kanoën ging beter dan verwacht. Met mijn bloedsuikermeter en insulinespuiten in plastic zakjes, ter bescherming tegen het water, ging ik op pad en op het water meten bleek een eitje. Mijn bloedsuikers waren zelfs super stabiel. Ik heb in donkere grotten gemeten, ruim een half uur gedoken, een zeepaardje gezien en vastgehouden en een lichte angst voor zeekomkommers (worstige, zwarte, dikke, slijmige beesten) ontwikkeld.

Uiteindelijk was het voornamelijk een kwestie van ‘gewoon doen’, hoe erg ik soms ook tegen bepaalde activiteiten opzag. Het was eng, niet alles ging perfect, maar uiteindelijk heb ik wel een fantastische vakantie gehad, waarin ik veel nieuwe dingen gedaan en gezien heb. Tóch was ik ook wel heel blij toen ik na 10 dagen weer thuis was, zonder uitzonderlijke hitte, zonder hypo-angst, zonder zeekomkommers en mét vertrouwd eten en een mooie herinnering.