Naar de inhoud springen

Diagnose: type 1 diabetes – Gastcolumn Bastiaan

Vrijdag 24 juni 2016. Een dag die ik nooit meer uit mijn geheugen zal zien verdwijnen.

De zon kwam op en verwarmde de nog ontwakende stad New York. Ik werd wakker en had voor de zoveelste keer weer een droge mond. Gelukkig had ik een jerrycan water naast mijn bed staan dus ik nam een paar slokken en ik kon er weer mee vooruit. In de weken naar aanloop van de 24e was ik continue ontzettend dorstig, er was geen vloeistof die mijn dorst kon lessen. Het enige dat een beetje hielp waren waterijsjes, want daar deed je wat langer mee dan een glas water. Toevallig was het die weken ook erg warm in New York, waarmee ik mijn dorst verklaarde, en daarmee ook gelijk het feit dat ik 20x per dag naar het toilet moest. Hmm.. Het zal het weer wel zijn, ik ben nooit ziek, hoor ik mezelf nog denken. Eerder had ik het er met mijn huisgenootje al over gehad dat ik maar zo’n dorst had en veel moest plassen. Straks heb je diabetes, grapten we nog, want we gingen er vanuit dat dat nooit zou gebeuren. Toch merk ik dat het me niet helemaal lekker zat en heb ik een aantal keer Google geraadpleegd met mijn symptomen. Nu is dat ongeveer wel het laatste wat je moet doen, want 9/10 keer heb je ergens een kwaadaardige tumor en ga je dood.

Hmm, 80% overeenkomst met diabetes, zelfs op meerdere websites. Nee, dat is het echt niet, het is gewoon het warme weer. Daarnaast wilde ik ook niet naar de dokter in de VS want dat is gruwelijk duur.

Inmiddels merkte ik dat ik ook wat kilo’s was kwijtgeraakt, want ik kon mijn broeken niet meer omhoog houden. Gaatje bijgeprikt op mijn riem, blijkbaar was het gezonde eten zijn vruchten aan het afwerpen dacht ik nog. Terwijl ik op die vrijdagochtend aankwam op mijn stageplek ging ik aan mijn bureau zitten en keek ik naar het mooie uitzicht op de skyline. Ineens merkte ik dat ik het gebouw aan de overkant niet meer scherp kon zien. Hmm, dat is toch wel heel erg vreemd want ik had altijd goed zicht gehad. Dat was voor mij de druppel, nu wilde ik toch echt een dokter zien. Toevallig kwam ik er achter dat er een gratis campus dokter was die over een half uurtje open ging. Ik zette mijn laatste experimenten in en verliet mijn bureau. Terwijl ik bij de dokter zat vertel ik wat er aan de hand was waarop zij besloot een vingerprik te doen. De meter piepte een paar keer en sloeg uit op 498 mg/dl, ik had geen idee wat dit betekende. Hmm zei de dokter, let’s try again. Ze prikt me nogmaals en het apparaat piepte weer. Dit maal was het een waarde van 490 mg/dl, waarvan ik nog steeds geen idee had of dit goed of slecht was. Ik zag dat de dokter er een beetje van schrok Terwijl ze me met grote ogen aankeek zei ze dat ze niet goed begreep dat ik nog actief was en ik hier zat. Ze had nog nooit iemand gezien met zo’n hoge waarde. Ze stuurde me direct door naar de eerste hulp om insuline te krijgen, want daar was duidelijk een tekort aan in mijn lichaam. Ik liep eerst nog op mijn dooie gemakje terug naar mijn stageplek om mijn spulletjes te halen en een uitgebreid telefoontje te plegen met mijn zorgverzekering. Die vertelden mij dat alles in orde was en dat ik naar het ziekenhuis moest.

“Ergens in mijn achterhoofd wist ik het al, maar toch hoopte ik dat het iets anders was.”

En de rest is historie. Eenmaal aangekomen in het ziekenhuis moest ik bloed en urine afgeven, moest ik op een bed gaan liggen ergens in de gang en kreeg ik gelijk een shot met 10 units kortwerkende insuline, NovoLog zoals het in de VS heet. In de uren die daarop volgden verdwenen al mijn symptomen als sneeuw voor de zon. Dorst: weg. Plassen: hoefde niet meer. Zicht: stukken beter. Wat een magisch spul is die insuline zeg. De rest van de dag mag ik niet eten en wordt om de aantal uren mijn bloedsuiker gemeten. Rond 6 uur ’s avonds mag ik dan eindelijk eten, en ik sterf van de honger. Het laatste wat ik gegeten had was mijn ontbijt, en daar zaten nogal wat intense uurtjes tussen. Een aantal uren later komt de behandelend arts met mijn uitslagen. Ergens in mijn achterhoofd wist ik het al, maar toch hoopte ik dat het iets anders was.

Meneer, we hebben uw diagnose vastgesteld…. U heeft diabetes type 1….

De arts keek me met een droevig gezicht aan en verwachtte waarschijnlijk een keiharde huilbui van mijn kant. Echter bleef die uit en stelde ik direct de vraag wat we hieraan gingen doen. Waar moet ik op letten, wat mag ik wel en niet, welke medicatie moet ik hebben, en ga zo maar door. In de uren die daarop volgen kwam er een vloedgolf aan informatie over me heen over insuline, koolhydraten, bloedglucosewaarden, sporten, glucagon en alles wat met diabetes te maken heeft. De volgende dag stond ik weer buiten, bepakt en bezakt met lang- en kortwerkende insuline, naaldjes, teststrips, een glucosemeter en een leven dat voorgoed was veranderd. In de weken erop volgden vele nachtelijke hypo’s die ik weg at met stroopwafels, en spelenderwijs leerde ik mijn lichaam bij elke maaltijd opnieuw kennen.

Inmiddels heb ik mijn eerste diaversary al weer achter de rug, voel ik me goed en leef ik mijn leven als vanouds. Lekker eten, feestjes pakken, verre vakanties, heerlijk. Mijn vrienden merken niet eens meer als ik een naald in mijn buik steek. Koolhydraten tellen leer je heel snel en mijn allerbeste vriend Dextro gaat overal met me mee, want hypo’s horen er nu eenmaal bij. Die diabetes heb ik voor de rest van mijn leven, maar ik zorg er voor dat ik mijn leven met diabetes controleer en niet dat diabetes mijn leven controleert.