Naar de inhoud springen

Een tweede diagnose – Column Veerle

Ik heb pas 5 jaar type 1 diabetes. Al van kinds af aan ben ik daarnaast een kluns en een stuntel. Ik heb altijd blauwe plekken, brak mijn sleutelbeen voordat ik 5 jaar was, blesseerde keer op keer mijn knie, pols, schouder en enkel met de meest ongelukkige hockeyballen, traptreden of stoeprandjes. En dat herstel, dat liep in veel gevallen heel anders dan gewenst. Als vaste klant bij een fysiotherapiepraktijk waar ik inmiddels al zo’n 3,5 jaar rond loop voor allerlei klachten, klopte ik aan voor het zoveelste probleem en ik werd officieel bestempeld als hypermobiel. Doordat ik klachten heb van die hypermobiliteit heb je dan gelijk het ‘hypermobiliteitssyndroom’.

Hypermobiliteit komt voor in alle vormen en maten, en ‘gelukkig’ betekent het niet dat mijn huid heel flexibel is, ik mijn benen in mijn nek kan leggen, m’n vingers 90 graden om kan buigen en meer van dat soort ongein. Wat het wel betekent, is dat spieren in mijn pols, knie, schouder en enkel te hard moeten werken omdat de bindweefsels te flexibel zijn en hun werk niet doen. De overbelasting van die spieren levert pijn op. Niet altijd, maar veel vaker dan dat je idealiter wil (en natuurlijk altijd op een verkeerd moment). Doordat die overbelaste spieren dankzij diabetes minder snel herstellen, duurt het allemaal lang. En, zoals we allemaal weten, is pijn ook van invloed op je bloedsuikerspiegel. ‘Oh, joy’.

Als ik pijnklachten heb gaat m’n bloedsuiker omhoog en wil deze moeilijk weer omlaag. De pijn voorkomen zit er niet (of niet helemaal) in: pijnklachten komen op random momenten, met en zonder reden, na een lange wandeling maar ook na een ‘gewone’ dag (of nacht waarin ik gek op mijn arm heb gelegen). Natuurlijk heeft m’n bloedsuiker daar geen boodschap aan: die registreert alleen maar een stressreactie van mijn lichaam en reageert daarop. Paracetamol kan helpen bij de pijnklachten maar gaat weer niet goed samen met de Dexcom. En om nou de hele tijd te pas en te onpas aan de ontstekingsremmers te gaan vind ik ook weer niet zo’n goed idee.

Dus wat dan wel? Ik ben er nog niet over uit. Als ik pijnklachten heb houd ik m’n bloedsuikers extra goed in de gaten, pak ik toch een paracetamol en neem ik m’n Dexcom met een korreltje zout. Ondertussen train ik om m’n spieren sterker te maken, zodat ik minder klachten heb en mijn hersteltijd verbetert. Maar, met pijn trainen is natuurlijk ook niet de bedoeling. Een gulden middenweg heb ik nog niet gevonden (tips zijn welkom!).

We hebben een grotere kans op andere auto-immuunaandoeningen doordat we type 1 hebben. Na mijn diagnose type 1 is er af en toe wel eens door m’n hoofd gevlogen ‘wat als…’. Dit, zo’n ‘ongerelateerde’ diagnose, had ik dan weer niet aan zien komen. Het schopt een hoop in de war: leuke uitjes en activiteiten, het vertrouwen in mijn Dexcom en m’n bloedsuikers. Maar net als met type 1 is de conclusie simpel: je gaat gewoon door, doet wat je kan en dan hoop ik dat ik deze tweede diagnose ook een goede plek kan geven, met zo min mogelijk gevolgen voor m’n dagelijks leven.

Volg Veerle op Instagram!