Ze is er | Anne

Je kon wel janken na de afspraak met je verpleegkundige. Met tranen in je ogen liep je door de draaideur het ziekenhuis uit. Niet omdat het niet oké was, maar juist omdat het héél oké was. Omdat ze zag dat je onderhand ook niet meer wist hoe je overeind moest blijven staan. Omdat je er zó van onder de indruk was dat ze er op zo’n manier voor je was. Nee … is.
De driemaandelijkse controle bij je diabetesverpleegkundige ging niet over diabetes. Het ging niet over getallen en bloeduitslagen. Je hebt je pomp niet uitgelezen en je glucosewaardes niet bekeken. Zij ook niet. Ze keek je simpelweg aan en vertelde je over haar zorgen. Ze zei dat ze dacht dat je iets anders nodig had. Je knikte voorzichtig en staarde naar de grond.
De stilte was pijnlijker dan elke spuit die je ooit gevoeld had. Je wilde praten, maar kon het niet. De woorden waren kwijt. Je schraapte ze bij elkaar en lijmde ze tot zinnen. Je was zo kwetsbaar klein. Heel even niet de patiënt die het prima weet. Niet verantwoordelijk en zelfstandig, maar gewoon compleet de weg kwijt. Verdwaald. Hopeloos. Niet wetend waarheen.
Ze vertelde je dat het haar opviel dat er altijd wat bijkwam. En dat ze ook even niet wist hoe, wat en waarheen nu. Samen waren jullie machteloos. De opties waren op. Voorzichtig wees ze je de weg. Niet naar een oplossing. Wel vooruit. Naar een punt, nu nog ongrijpbaar ver weg, maar snel dichtbij.
In een mail bedankte je haar. Je schreef dat je de afspraak fijn vond. ‘Dat moet ook’, mailde ze terug, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Dat is het niet. Dit is niet haar takenpakket. En ondanks dat was ze er.
Nee … ze is er.