Naar de inhoud springen

Dikke Domme Diabeten & andere vooroordelen

Au, ja. Ik weet dat ’t pijn doet, zo’n uitspraak. De vooroordelen over diabetes zijn de gezondheidszorg namelijk nog lang niet uit, en daar wil ik aandacht voor vragen. Tot op de dag van vandaag zijn er artsen die spreken over Triple-D patiënten: Dikke Domme Diabeten. Buiten het feit om dat dit hartstikke onbeschoft is, leiden zulke vooroordelen tot fouten bij de behandeling. Door hardnekkige misvattingen, krijgen mensen met type 1 soms jarenlang de verkeerde behandeling. Daarom wil ik heel graag nóg een keer de drie grootste vooroordelen in de gezondheidszorg aanstippen, met name omdat ik hoop dat ‘wij’ als patiëntengroep binnen de gezondheidszorg op wat meer begrip kunnen rekenen. En dat geldt eigenlijk voor mensen met diabetes in alle mogelijke vormen en soorten. De gezondheidszorg zou juist een plek moeten zijn waar dit soort dingen bekend zijn …

Fabel 1: type 1 krijg je als kind, type 2 als volwassene
Iemand die op (jong)volwassen of oudere leeftijd diabetes krijgt, kan prima type 1 hebben. Sterker nog: wanneer er geen sprake is van overgewicht is de kans zeker aanwezig dat het om type 1 of LADA gaat. Een auto-immuun reactie tegen de alvleesklier kan op elke leeftijd ontstaan, en is aan te tonen met een bloedtest. Een type 1 diagnose op volwassen leeftijd is helemaal geen ‘uitzondering’. Als er wél sprake is van overgewicht, wil dat niet zeggen dat iemand per definitie type 2 heeft. Zeker bij jonge mensen, maar ook bij oudere mensen waarbij een type-2 behandeling niet lijkt te helpen, is het belangrijk om oog te hebben voor de mogelijkheid van type 1 diabetes. Diabetes is dus ook niet aangeboren. Je kunt het op elke leeftijd krijgen. Iemand in de 20’er jaren type 1 krijgt, is niet ‘laat’. Je kunt het zelfs krijgen als je 80 bent.

Fabel 2: Als je diabetes hebt moet je regelmatig leven / eten
Als je type 1 hebt mag je alles eten, en kun je zo ongeregeld leven als je zelf wil. Zeker sinds de introductie van insulinepompen, is flexibiliteit heel goed mogelijk. Uitslapen en je ontbijt en lunch in één doen kan prima. Een dag niks eten is mogelijk (zonder hypo). Naar de all-you-can-eat kan ook, zelfs als je die middag al pannenkoeken met chocopasta naar binnen hebt gewerkt. Je kunt er ook gerust een (zoet) wijntje bij nemen. Of twee. Of acht. En nee, dat is niet per se ‘onverstandig’. We kennen ons lijf, en kunnen prima inschatten hoeveel insuline we ervoor nodig hebben. Suiker hoeft niet met mate, want daarvoor hebben we immers insuline. Gezond leven is belangrijk, maar dat is het voor iedereen.

Fabel 3: Je kunt type 1 diabetes ‘onder controle’ hebben en ‘goed ingesteld’ zijn
Misschien is het wel de meest gestelde vraag binnen de gezondheidszorg: ‘ben je goed ingesteld?’ of ‘heb je het onder controle?’ Ik vraag zelf meestal wat ‘goed ingesteld zijn’ betekent, en eigenlijk heeft niemand daar een concreet antwoord op. Dat is niet zo gek, want als we het over type 1 hebben, is échte ‘controle’ iets wat niet bestaat. Onze bloedglucose schommelt elke dag. We hebben (bijna) elke dag wel waarde die een beetje (of flink) te hoog of te laag is. Dat betekent niet dat we ‘slecht ingesteld’ zijn. De dagelijkse schommelingen horen erbij. Ze zijn normaal. Sommige artsen baseren op een HbA1c of je ‘goed ingesteld bent’, maar een HbA1c is een gemiddelde en zegt daarmee niets over de hoeveelheid hypo’s en (extreme) schommelingen. Het menselijk lijf werkt nu eenmaal niet als een computer die je even goed kunt afstellen.