Feiten en fabels: Bijbetalen voor je insuline?!

Zo’n 70.000 mensen met diabetes dreigen hun huidige insuline kwijt te raken of moeten straks meer dan 250 euro per jaar bijbetalen voor hun insuline, aldus het AD. Er werd een petitie gestart en grootschalig gepromoot in de media: je gezondheid zou onder druk komen te staan en je zou er erg ziek van kunnen worden, zeggen ze. Het gevolg: een hoop heisa en paniek in diabetesland. Begrijpelijk, al die ophef. De communicatie rondom bezuinigingen is weer eens ruk, en als je niet begrijpt hoe het vergoedingssysteem (of preferentiebeleid) werkt, klinkt het ook allemaal heel eng. Vandaar: feiten en fabels over de mogelijke gevolgen van de modernisering van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) op de vergoeding van jouw insuline!
Fabels
Fabel: je krijgt na de vernieuwingen van het vergoedingssysteem alleen de goedkoopste insuline vergoed
Binnen het vergoedingssysteem worden geneesmiddelen ingedeeld in groepen. De medicijnen in één groep, zijn gelijkwaardig aan elkaar. Voor een groot deel van de mensen maakt het niet uit welk medicijn uit de groep voorgeschreven wordt, omdat de medicijnen in één groep om en nabij op dezelfde manier werken. Binnen elke groep wordt in ieder geval één geneesmiddel volledig vergoed. Je krijgt dus niet de allergoedkoopste insuline vergoed, maar de goedkoopste variant binnen één groep met gelijkwaardige middelen. De stoffen die onderling inwisselbaar zijn, worden verzameld in Bijlage 1A van de Regeling Zorgverzekering. De meest recente versie van deze bijlage komt uit 2009. In deze versie vallen Apidra, Humalog en NovoRapid in één groep. Ook Lantus en Levemir vallen in één groep. O.a. Fiasp, Lyumjev en Tresiba waren in 2009 nog niet verkrijgbaar en zijn vooralsnog niet opgenomen in de bijlage. Wat er gaat gebeuren met de vergoeding van insuline vanaf 2023, hoe de groepen ingedeeld zullen worden en welk middel vergoed zal worden, is nog niet bekend. Vooralsnog is er dus geen reden tot paniek.
Fabel: overstappen op een ander merk van dezelfde soort insuline is gevaarlijk en maakt je ziek
Zolang er dezelfde werkzame stof in zit, maakt het niet veel uit welk medicijn je gebruikt. Zo zit er in Lantus, Abasaglar en Toujeo allemaal ‘insuline glargine‘, in combinatie met hulpstoffen die de werkzaamheid van het medicijn niet beïnvloeden. Het maakt niet uit welke van de drie je krijgt. De inhoud is hetzelfde, maar de verpakking is anders. Er zijn enkele uitzonderingen: sommige hulpstoffen kunnen de opnamesnelheid of werkingsduur van je insuline beïnvloeden, bijvoorbeeld bij Fiasp en Lyumjev. Een andere uitzondering is dat je allergisch kunt zijn voor één van de hulpstoffen in een ander merk. Die kans is klein omdat merken vaak bijna volledig dezelfde hulpstoffen gebruiken. Als mensen allergisch zijn, zijn ze vaak allergisch voor zowel het insulinedeeltje als de hulpstof. Een allergie voor een insulinedeeltje of hulpstof gaat vaak vanzelf weer over. Je kunt de hulpstoffen van insuline opzoeken in de Geneesmiddeleninformatiebank. Op dit moment wordt er rekening gehouden met uitzonderingen. Op medische indicatie kun je altijd een ander middel gebruiken. In hoeverre de vergoedingsregels in de toekomst rekening zullen houden met deze uitzonderingen is nog niet helemaal duidelijk, maar het lijkt er op dat een (kleine) bijbetaling dan misschien wel noodzakelijk is (zie: feiten).
Fabel: een goedkoper medicijn (of: generiek medicijn) met dezelfde werkzame stof is slechter
Zoals beschreven zijn er soms verschillende medicijnen met dezelfde werkzame stoffen. Mensen denken soms dat ‘merk-medicijnen’ beter zijn dan zogenaamde ‘generieke medicijnen’. In de media wordt soms gesproken over generieke medicijnen als ‘goedkoop B-middel’. Goedkoper is in dit geval absoluut niet hetzelfde als ‘minder goed’. Bij heel veel aandoeningen krijg je sowieso het goedkoopste generieke middel voorgeschreven. Dat werkt prima. Ook bij diabetes gebruiken de meeste mensen simpelweg het medicijn dat ze ooit voorgeschreven hebben gekregen van hun arts. Wisselen van insuline kan een moeilijk idee zijn als je nooit iets anders hebt geprobeerd, maar betekent niet dat je iets slechters krijgt. Zie ook onderstaand filmpje van Benu apotheken.
Fabel: je moet meer dan 250 euro per jaar gaan bijbetalen voor je insuline
Als het vergoedingssysteem gemoderniseerd wordt, krijgt elk geneesmiddel een maximumbedrag voor vergoeding. Dat bedrag is gebaseerd op de prijs van verglijkbare middelen in de groep. Binnen elke groep met vergelijkbare medicijnen is er dus altijd een medicijn dat volledig wordt vergoed. Als de fabrikant van een bepaalde soort insuline een prijs vraagt die hoger is dan de vergoedingslimiet, betaal je zelf het verschil. Vaak gaat het om kleine bedragen, want insuline is een relatief goedkoop medicijn. In het uiterste geval (als niemand overstapt en farmaceuten hun prijs niet laten zakken) zou bijna de helft van alle mensen die moeten bijbetalen, maximaal 5 euro per jaar moeten bijbetalen. In het (onwaarschijnlijke) uiterste geval zouden 150.000 mensen die bijbetalen voor een medicijn meer dan 250 euro per jaar moeten bijbetalen. De kans dat een groot deel daarvan diabetes heeft is klein, want insuline is relatief goedkoop. Bekijk de prijzen van insuline in Nederland, en de actuele vergoedingsregels op www.medicijnkosten.nl.
Feiten
Feit: modernisering van het vergoedingssysteem zorgt voor het besparen van zorgkosten.
En dat is iets goeds. Insuline is een stofje dat eigenlijk heel goedkoop is om te maken. Het patent werd vlak na de uitvinding (1923) verkocht voor 1 dollar. In de loop der jaren is de prijs gigantisch gestegen, in zoverre dat insuline in sommige landen niet of nauwelijks te betalen is (tenzij je een rijke stinkerd bent). Die stijging van prijzen komt niet omdat het ineens heel veel duurder is om insuline te maken, maar omdat fabrikanten onderhandelen over de prijs en veel winst maken op de verkoop van insuline (zie video). Als de overheid steeds meer gaat betalen, zullen de prijzen alleen maar verder stijgen. Uiteindelijk gaat dat ten koste van onze belasting, zorgpremie en eigen risico. Als alleen bepaalde goedkopere medicijnen vergoed zullen worden, gaat de overheid met fabrikanten onderhandelen over een prijs en zullen de kosten voor insuline dalen.
Feit: Het bespaarde geld kan ingezet worden voor andere doeleinden
Bijvoorbeeld CGM. Het is niet zo dat het bespaarde geld direct in CGM-vergoeding gestopt wordt. Was dat maar zo. Echter, geld komt wel terecht op de plekken waar het minstens even hard nodig is. En als je ineens een andere ziekte krijgt, wil je óók graag dat de medicatie of hulpmiddelen daarvoor beschikbaar en betaalbaar zijn. Het is simpelweg onmogelijk om álle medicijnen en hulpmiddelen te vergoeden.
Feit: veranderingen van geneesmiddelenvergoeding moeten beter geregeld worden
Als je vanuit de apotheek zonder informatie ineens naar huis wordt gestuurd met een andere verpakking dan normaal, is het logisch dat je in de war bent en het idee hebt dat je een ander medicijn in je handen hebt. Het is dus belangrijk dat er goed gecommuniceerd en geïnformeerd wordt over medicijngebruik. Dat gebeurt nu onvoldoende, vandaar alle heisa. Besparen op zorgkosten is nodig en helemaal oké, maar wel met oog voor de uitvoering en communicatie.
Feit: de vernieuwingen in het vergoedingssysteem lijken niet zo persoonsgericht
In een brief van de minister over vernieuwingen van het vergoedingssysteem staat beschreven dat bijbetalen onvermijdelijk kan zijn als iemand op grond van medische redenen (zoals allergie) niet kan wisselen. De nieuwe regeling gaat dus uit van dat wat werkzaam is op populatieniveau (voor een grote groep mensen) maar lijkt daarbij geen uitzondering te maken voor individuen met goede (medische) argumenten.
Samengevat
Besparen op geneesmiddelen (waaronder ook insuline) is nodig om de zorg betaalbaar te houden. Vernieuwingen van het vergoedingssysteem kunnen effectief zijn om geld te besparen. Overstappen op een ander gelijkwaardig (goedkoper) medicijn is voor een heel groot deel van de mensen geen probleem. Er zijn nog veel onduidelijkheden over de clusters die zullen bepalen op welke schaal en bij welke insulines mensen zouden moeten overstappen of bijbetalen. Naar verwachting zou een bijbetaling niet zoveel zijn als de media impliceert. Vernieuwingen in het vergoedingssysteem lijken effectief op populatieniveau, maar zijn niet erg persoonsgericht. Ook zijn er veel mogelijkheden tot verbetering in de communicatie. Tot nu toe zijn er nog geen duidelijke plannen en is het onduidelijk hoe het vergoedingssysteem voor insuline eruit zal gaan zien. Dat betekent maar één ding: vooralsnog geen reden tot paniek.